Lagere productiviteitsgroei midden- en kleinbedrijf

In 2017 nam de productiviteit van het midden- en kleinbedrijf (mkb) met 1,3 procent toe. Dit is de laagste groei in vier jaar. De toegevoegde waarde van het mkb groeide in 2017 met 4,6 procent tot 227 miljard euro. Vooral de werkgelegenheid in het mkb nam toe. Met een toename van 108 duizend arbeidsjaren was het mkb goed voor 84 procent van de werkgelegenheidsgroei door het bedrijfsleven. Dit meldt het CBS op basis van statistisch onderzoek voor het ‘Jaarbericht Staat van het MKB’ van het Comité voor Ondernemerschap.

De sterkste groei van de toegevoegde waarde werd gerealiseerd door het kleinbedrijf (10 tot 50 werkzame personen), ruim 7 procent. De toegevoegde waarde van het middenbedrijf (50 tot 250 werkzame personen) groeide met ruim 3 procent. Onder zzp-bedrijven (1 werkzame persoon) en de microbedrijven (2 tot 10 werkzame personen) bedroeg de groei respectievelijk 5,0 en 3,4 procent.
Het aantal voltijdsbanen in het mkb kwam uit op 3,4 miljoen. In totaal werken er 4,38 miljoen personen het mkb, een groei van 132 duizend. Binnen het mkb kwam de meeste werkgelegenheid er in 2017 bij in het middenbedrijf. Het aantal werkzame personen groeide met 45 duizend, gevolgd door het kleinbedrijf (+39 duizend). De toename was het kleinst in het microbedrijf (+13 duizend). De groep zzp-bedrijven nam ook in 2017 verder toe. Daar kwamen 35 duizend werkzame personen bij.

Productiviteitsgroei mkb afgenomen

De productiviteit, in dit onderzoek uitgedrukt in de toegevoegde waarde per voltijdsbaan, in het mkb groeide in 2017 met 1,3 procent. Dit is de laagste productiviteitsgroei in vier jaar tijd. In het
middenbedrijf kromp de productiviteit met bijna 1 procent. In het kleinbedrijf nam de productiviteit met 3,3 procent toe. In het grootbedrijf groeide de productiviteit met 2,9 procent.

De Staat van het MKB

Het samenstellen van deze macro-economische cijfers over het mkb is verricht in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor de Staat van het MKB van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap. De Staat van het MKB brengt eens per jaar in een jaarbericht al het relevante materiaal samen, maakt de balans op en blikt vooruit. Bij de duiding van de gegevens is gebruik gemaakt van de input van ondernemers, branches en wetenschappers. Woensdag 3 oktober, om 14.00, biedt het Comité voor Ondernemerschap het Jaarbericht Staat van het MKB 2018 aan staatssecretaris Mona Keijzer van Economische Zaken en Klimaat aan tijdens een werkbezoek bij het bedrijf Corrosion in Moerkapelle. Op dat moment is het jaarbericht ook beschikbaar op de website StaatvanhetMKB.nl.

In het Jaarbericht wordt uitgebreid ingegaan op een groot aantal ontwikkelingen in het mkb. Cijfers over bijvoorbeeld de dynamiek binnen het mkb, het aantal bedrijven dat doorgroeide tot grootbedrijf en de verschillen in groeiprestaties tussen bedrijven onderling.

 

Middelgrote bedrijven hebben het grootste personeelstekort

In nagenoeg alle bedrijfstakken lopen de personeelstekorten op nu de economie op volle toeren draait. Van het totale bedrijfsleven (bedrijven met 5 of meer werkzame personen, exclusief financiële en nutsbedrijven) gaf begin derde kwartaal een kwart aan dat personeelstekorten hun werkzaamheden belemmeren. In het eerste kwartaal van 2015 was dit nog maar 2,7 procent. Middelgrote bedrijven spannen wat personeelstekort betreft de kroon: 28,7 procent heeft hier last van. Relatief de minste problemen hebben kleinere bedrijven (21,3 procent heeft een personeelstekort), gevolgd door de grotere bedrijven, waarvan 26,9 procent een tekort aan personeel aangeeft.

Hoogste personeelstekort in verhuur en overige zakelijke dienstverlening

In de verhuur en lease van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening als uitzendbureaus, reisbemiddeling, schoonmaakbedrijven e.d. gaf begin derde kwartaal 40,4 procent van de ondernemers aan dat een tekort aan personeel hun productie belemmert. In deze sector kampt 44,9 procent van het grootbedrijf met een tekort aan personeel en bij het klein- en middenbedrijf respectievelijk 30,2 en 40,9 procent.

Andere sectoren met een bovengemiddeld personeelstekort zijn de bouw (38,9 procent), vervoer en opslag (31,8 procent), informatie en communicatie (29,3 procent) en de specialistische zakelijke dienstverlening (28,6 procent). In de bouw hebben de middelgrote (41,2 procent) en grote bedrijven (42,1 procent) de hoogste tekorten. In vervoer en opslag worden de tekorten het meest gevoeld door het grootbedrijf (34,8 procent), terwijl bij informatie en communicatie en de gespecialiseerde zakelijke dienstverlening het middenbedrijf vooral de last ondervindt van een groeiend personeelstekort.

Onder gemiddeld personeelstekort in landbouw, industrie, handel en onroerend goedsector

Waar in de totale economie begin derde kwartaal een kwart van de bedrijven met een personeelstekort kampt, zijn de tekorten onder gemiddeld in de landbouw (14 procent), industrie (20,6 procent), handel (15,2 procent) en onroerend goedsector (14,8 procent). Bedrijven in de delfstoffenwinning (6,7 procent) en de sector cultuur, sport en recreatie (10,4 procent) hebben  begin derde kwartaal het laagste personeelstekort. In de industrie zijn het vooral de kleine (22,5 procent) en middelgrote bedrijven (24,1 procent) die aangeven dat zij te weinig personeel hebben. Van de grote industriële bedrijven heeft 15,2 procent een tekort aan personeel.

Omzet bedrijven groeit met ruim 2 procent naar 1431 miljard euro

In Nederland gevestigde bedrijven, in het niet-financiële bedrijfsleven, hebben in 2016 1431 miljard euro omgezet, 2,2 procent meer dan in 2015. Van de totale bedrijvenomzet was het MKB goed voor 62,9 procent, bijna 900 miljard euro. Het kleinbedrijf (tot 50 werkzame personen) dat in 2016 33,9 procent van de omzet voor zijn rekening nam, zag zijn opbrengsten uit verkopen, in vergelijking met 2015, met 3,9 procent het meest toenemen. Bij het middenbedrijf (50-250 werkzame personen), goed voor een omzetaandeel van 29 procent, steeg de omzet vergeleken met 2015 met 2,4 procent. De kleinste omzetgroei (+0,5 procent) realiseerde het grootbedrijf, dat in 2016 wel het grootste omzetaandeel had: 37,1 procent. Dit blijkt uit vandaag verschenen cijfers van het CBS voor De Staat van het MKB. De cijfers zijn afkomstig uit de Productiestatistieken, die jaarlijks over de diverse bedrijfstakken worden samengesteld.

In 2016 waren in totaal bijna 6 miljoen personen in het niet-financiële bedrijfsleven werkzaam, in volume goed voor 4,6 miljoen voltijdsequivalenten. Bijna 53 procent (3,1 miljoen werkzame personen) was werkzaam bij het kleinbedrijf, 18,1 procent (bijna 1,1 miljoen wp) bij het middenbedrijf en 29,2 procent (1,7 miljoen wp) bij het grootbedrijf.
De totale toegevoegde waarde die het niet-financiële bedrijfsleven in 2016 genereerde bedroeg 346 miljard euro. Bijna 39 procent was voor rekening van het kleinbedrijf, 23,7 procent voor het middenbedrijf en 37,6 procent voor het grootbedrijf.

Hoogste omzetaandeel kleinbedrijf bij horeca en bouw

In de horeca en de bouw werd in 2016 meer dan de helft van de omzet gerealiseerd door het kleinbedrijf. In de horeca liep 65,8 procent van de omzet via het kleinbedrijf en in de bouw 51 procent. In de auto- en motorbranche bedroeg het omzetaandeel van het kleinbedrijf 42,1 procent. Een prominente rol voor het middenbedrijf was er in 2016 in de groothandel: 39 procent van de omzet ging hier via het middenbedrijf, nagenoeg evenveel als via het kleinbedrijf (39,3 procent). Omvangrijke bedrijfstakken waar het grootbedrijf in 2016 het grootste omzetaandeel had zijn:

  • Industrie (59,6 procent)
  • Detailhandel (48,6 procent)
  • Vervoer en opslag (44,3 procent)
  • Informatie en communicatie (44,1 procent)

Bekijk de cijfers op MKB-StatLine of de dataset-pagina

Economisch beeld MKB licht verbeterd

Het economisch beeld van het MKB is in het derde kwartaal in vergelijking met het tweede kwartaal licht verbeterd. Aan het begin van het derde kwartaal zijn zeven van de twaalf beeldbepalende indicatoren verbeterd en staan in het groene kwadrant van de MKB-conjunctuurklok en vijf zijn afgenomen en staan in het oranje kwadrant. Aan het begin van het tweede kwartaal was de stand groen/oranje fifty/fifty. Net als in het tweede kwartaal zijn ook in het derde kwartaal vooral de reële indicatoren verbeterd, terwijl de meeste verwachtingsindicatoren iets verslechterden.

Indicatoren die zich in het oranje of groene kwadrant bevinden hebben een ontwikkeling boven hun trendniveau waarbij groen vergeleken met het vorige kwartaal wijst op een toename en oranje op een afname van de indicator.

Reële indicatoren verbeterd

De meeste reële conjunctuurindicatoren in de MKB-conjunctuurklok hebben zich in het tweede kwartaal verbeterd en handhaven zich hierdoor in het groene kwadrant. Het BBP laat in het tweede kwartaal een verbetering zien evenals de binnenlandse consumptie, de aankopen van duurzame goederen en de MKB-omzet. Verder is in het tweede kwartaal het aantal vacatures in het MKB gegroeid. Het aantal faillissementen in het MKB nam in het tweede kwartaal net als in het eerste kwartaal toe en blijft daardoor de enige reële indicator in het oranje kwadrant.

Stemmingsindicatoren overwegend lager

Vergeleken met het tweede kwartaal zijn begin derde kwartaal 2018 vier van de zes bij MKB-ondernemers gemeten stemmingsindicatoren minder positief geworden en staan daardoor in het oranje kwadrant. Zo is de economische ontwikkeling zoals MKB-ondernemers die ervaren wat afgenomen en hun financiële vertrouwen minder positief geworden. Verder daalde het MKB-ondernemersvertrouwen. De onder consumenten gemeten consumptie-indicator werd eveneens minder en ging van het groene naar het oranje kwadrant. Door verbetering van de exportverwachtingen en de gerealiseerde buitenlandse omzet ging de MKB-exportindicator van het oranje naar het groene kwadrant. De MKB vacature-indicator verbeterde ook en ging eveneens van het oranje naar het groene kwadrant.

MKB-klok toegelicht

De MKB-conjunctuurklok is door het CBS ontwikkeld in het kader van het programma De Staat van het MKB in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en het Nederlands Comité voor Ondernemerschap. Begin mei 2017 werd de MKB-conjunctuurklok voor het eerst gepubliceerd. De update voor het vierde kwartaal van 2018 wordt begin december verwacht.

Laat de MKB-klok zelf lopen of filter op indicatoren

 

Nieuwe cijfers omzetstijgers en -dalers

Op MKB-Statline zijn nieuwe cijfers over het aantal bedrijven met een stijgende en dalende omzet gepubliceerd. Deze zijn nu up-to-date tot en met het tweede kwartaal van 2018. De cijfers geven aan bij welk percentage van de ondernemers de omzet is gestegen, danwel gedaald ten opzichte van hetzelfde kwartaal in het voorgaande jaar. Er kan worden ingezoomd op verschillende grootteklassen en branches binnen het MKB.

Enkele opvallende branches hierin zijn de horeca, de bouwnijverheid en de detailhandel. In de horeca is bij 58 procent van de bedrijven de omzet toegenomen. Daartegenover staat 40 procent van de horecaondernemingen waar de omzet is afgenomen. Het verschil tussen stijgers en daler is hier dus 18 procentpunt. Ook in de bouwnijverheid is dit verschil groot met eveneens 58 procent van de bedrijven waarbij de omzet toenam tegenover 41 procent van de ondernemingen met een krimpende omzet. In de detailhandel is het verschil tussen omzetstijgers en –dalers het kleinst. Bij 50 procent van de detaillisten nam de omzet toe, terwijl deze bij 48 procent afnam.

Zie MKB StatLine voor meer cijfers over dit onderwerp

Nieuwe tabel over vacatures in het MKB

Vandaag zijn er op de Staat van het MKB twee tabellen verschenen met cijfers over vacatures in het MKB. Het betreft enerzijds een update van de bestaande kwartaaltabel “Vacatures, bedrijfsgrootte, bedrijfstak” en anderzijds de publicatie van een nieuwe tabel “Vacatures, business economy, bedrijfskenmerken”. Deze nieuwe tabel, die jaarlijks gaat verschijnen, geeft telkens per kalenderjaar voor vier kwartalen cijfers over openstaande, ontstane en vervulde vacatures bij particuliere bedrijven en de overheid, uitgesplitst naar bedrijfsgrootte, groeicategorie, leeftijd van het bedrijf en economische activiteit.

Positieve ontwikkelingen bouw houden aan

De sinds 2014 stijgende omzet in de bouw was in 2017 weer bijna terug op het recordniveau dat in 2008 werd bereikt. De omzet lag in 2017 nog maar 2 procent onder die van 2008. In de eerste twee kwartalen van 2018 kwam de bouwomzet zelfs al bijna 5 procent boven het niveau van de eerste helft van 2008 uit. Ondernemers van klein tot groot in de bouw zijn ook positief over het lopende kwartaal. Dit blijkt uit de laatste uitkomsten van de conjunctuurenquête onder bouwondernemers. De omzetverwachtingen voor het derde kwartaal zijn vergeleken met het tweede kwartaal positief, de orderportefeuille is aan het begin van het derde kwartaal op recordniveau gevuld en de ondernemers verwachten meer personeel in dienst te nemen in het derde kwartaal. Tevens verwachten ondernemers hun prijzen in het derde kwartaal in vergelijking met het tweede kwartaal te kunnen verhogen, terwijl de winstgevendheid van bouwbedrijven in het tweede kwartaal is verbeterd.

Omzetten, prijzen en personeelssterkte stijgen, orderportefeuille goed gevuld

Naar verwachting van per saldo bijna de helft van de bouwondernemers zal de omzet in het derde kwartaal stijgen. In het grootbedrijf verwacht per saldo ruim 60 procent van de ondernemers een stijgende omzet en bij midden- en kleinbedrijf respectievelijk 48 en 34 procent. Over de hele linie worden ook prijsverhogingen verwacht: per saldo 70 procent van de bouwondernemers verwacht zijn verkoopprijzen (tarieven) in het derde kwartaal te gaan verhogen. Bij grote bouwbedrijven wordt dit door per saldo bijna 90 procent van de ondernemers verwacht, bij het middenbedrijf bij bijna 70 procent en bij het kleinbedrijf bij ruim de helft van de ondernemers. De orderportefeuille van bouwbedrijven is in het begin van het derde kwartaal op recordniveau gevuld. Dit levert voor grote bedrijven gemiddeld bijna 15 maanden werk op, middelgrote bedrijven bijna 10 maanden werk en het kleinbedrijf 6,5 maanden werk. De gunstige orderpositie doet de vraag naar personeel duidelijk toenemen. Per saldo 40 procent van de bouwbedrijven verwacht dat de personeelssterkte in het derde kwartaal zal toenemen. Dit geldt voor ruim een kwart van het kleinbedrijf, 41 procent van het middenbedrijf en de helft van het grootbedrijf. Ongeveer 40 procent van de bouwondernemers geeft overigens ook aan dat een tekort aan personeel hun productie belemmert.

Onder invloed van de ontwikkelingen in de bouw geeft per saldo een kwart van de bouwondernemers aan dat de winstgevendheid van hun bedrijf in het tweede kwartaal is verbeterd. Bij klein- en middenbedrijf geldt dit voor 18 en 14 procent van de bedrijven en bij het grootbedrijf voor 48 procent van de bedrijven.

Bekijk de cijfers op MKB StatLine

 

Uitgaven voor eigen R&D-activiteiten in vijf jaar met bijna 20 procent toegenomen, ruim 40 procent voor rekening MKB

In 2016 waren er in Nederland 19,5 duizend bedrijven met eigen research en development activiteiten, 8,5 procent meer dan in 2011 toen er 18 duizend bedrijven zelf R&D-activiteiten ontplooiden. Het eigen personeel dat in 2016 werd ingezet voor R&D kwam uit op ruim 126 duizend werkzame personen, gezamenlijk goed voor bijna 84 duizend arbeidsjaren. In 2011 kwam de inzet van eigen personeel voor R&D uit op 74 duizend arbeidsjaren. De totale uitgaven voor de eigen R&D-activiteiten bedroegen in 2016 8,2 miljard euro, bijna 20 procent meer dan in 2011 toen de R&D-uitgaven bijna 7 miljard euro bedroegen. De R&D-uitgaven werden in 2016 voor ruim 40 procent gedaan door het MKB en voor bijna 60 procent door het grootbedrijf. Dit blijkt uit cijfers die vandaag op de Staat van het MKB zijn gepubliceerd.

Het aantal arbeidsjaren dat kleine en middelgrote bedrijven in 2016 aan eigen R&D-activiteiten besteedden bedroeg respectievelijk 26,7 duizend (31,8 procent van het totaal arbeidsjaren voor eigen R&D) en 19,9 duizend (23,7 procent).  Het grootbedrijf zette 37,3 duizend arbeidsjaren in voor de eigen R&D-activiteiten (44,5 procent). Bij grote bedrijven groeide de inzet van eigen R&D-personeel tussen 2011 en 2016 het hardst: 22,7 procent meer arbeidsjaren. Bij het kleinbedrijf groeide de inzet in die periode met 13,6 procent, terwijl het middenbedrijf 1,3 procent minder inzette.

Bekijk de cijfers op MKB-StatLine

Lichte daling in MKB-ondernemersvertrouwen

Het MKB-ondernemersvertrouwen is aan het begin van het derde kwartaal uitgekomen op 14,5. Daarmee ligt de stemmingsindicator voor MKB-ondernemers 1,1 punt lager dan een kwartaal eerder. Desondanks bevindt het vertrouwen zich nog op een hoog niveau.

Het ondernemersvertrouwen in het gehele bedrijfsleven (15,0) is hoger dan in het gehele MKB en 0,8 punt hoger dan een kwartaal eerder. Die stijging komt dus voort uit positievere sentimenten in het grootbedrijf.

Tekort aan personeel steeds meer een belemmering

Ondernemers in het niet-financiële bedrijfsleven ondervinden in toenemende mate belemmeringen als gevolg van een tekort aan arbeidskrachten. Zowel in het MKB als het grootbedrijf worden meer ondernemers hierdoor belemmerd bij hun bedrijfsactiviteiten. In het middenbedrijf is de problematiek het grootst.

Samenstelling ondernemersvertrouwen

Het MKB-ondernemersvertrouwen geeft de stemming van Nederlandse MKB-ondernemers weer. Per bedrijfstak wordt het ondernemersvertrouwen samengesteld op basis van vragen over recente ontwikkelingen en verwachtingen van de ondernemers zoals bijvoorbeeld de omzetontwikkeling. Deze vragen worden gesteld in de Conjunctuurenquête Nederland (COEN).
Het ondernemersvertrouwen Nederland wordt vervolgens samengesteld uit een gewogen gemiddelde van het vertrouwen per bedrijfstak. Het ondernemersvertrouwen geeft een indicatie van de richting waarin de Nederlandse economie zich naar verwachting zal ontwikkelen.

De nieuwste resultaten van de Conjunctuur Enquête Nederland voor het MKB zijn beschikbaar in MKB-StatLine, net als het MKB-Ondernemersvertrouwen.

In het tweede kwartaal was de gemiddelde bedrijfsleeftijd van failliete MKB-bedrijven tien jaar

De gemiddelde leeftijd van MKB-bedrijven die in het tweede kwartaal van dit jaar failliet zijn gegaan is 10 jaar. Kleinere MKB-bedrijven zijn op het moment dat het faillissement wordt uitgesproken gemiddeld jonger dan grotere MKB-bedrijven. Dit blijkt uit de nieuwe tabel “Bedrijfsleeftijd bij uitgesproken faillissementen’ die vandaag voor het eerst wordt gepubliceerd in de Staat van het MKB.

Met een gemiddelde bedrijfsleeftijd van 8,5 jaar waren failliete ZZP’ers de jongste bedrijven die in het tweede kwartaal failliet gingen. Micro-bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen waren op het moment van faillissement gemiddeld 10,2 jaar oud en bedrijven uit het kleinbedrijf (10 tot 50 werkzame personen) waren op de faillissementsdatum bijna 15 jaar oud. De middelgrote bedrijven (50 tot 250 werkzame personen) waren in het tweede kwartaal bij uitzondering niet de oudste bedrijven op het moment van faillissement: 11,9 jaar. In de periode 2011-2017 en in het eerste kwartaal van 2018 hadden de middelgrote bedrijven op het moment dat het faillissement werd uitgesproken meestal wel de hoogste bedrijfsleeftijd.

Bekijk de cijfers op MKB StatLine